Speeldata

13/02/10: Theater Zuidpool, Antwerpen 20u00 (03/232 81 04)

14/02/10: Theater Zuidpool, Antwerpen 20u00 (03/232 81 04)

05/03/10: CC De Borre, Bierbeek 13u30 et 20u00 (016/46.14.00)

17/03/10: Het Kruithuis, Groningen (NL) 20u30 (0031-50/368.03.68)

Er zijn ook schoolvoorstellingen in Beernem, Sint-Truiden, Wetteren, Dilbeek, Geel, Genk, Willebroek, Herzele en Vilvoorde. Meer info daarover vindt u bij Villanella: 03/260 96 10

Credits

Tekst en regie: Jan Van Dyck

Muziek: Sam Wauters

Spel: Floris Schillebeeckx en Sam Wauters

Geluidsdecor en vorm: Wannes Deneer

Lichtontwerp: Mark Van Denesse

Dramaturgie: Peter Anthonissen

Techniek: Lennert Dierick, Olmo Claessens, Teun Cleymans

Muziektheater vanaf 11 jaar

Een productie van Les Rêveurs Sont Maltraités, Villanella en fABULEUS i.s.m Storm op komst en met steun van de Vlaamse overheid

Beeld: Jef Jacobs

donderdag 28 januari 2010

maandag 25 januari 2010

Interview met Jan Van Dyck door Peter Anthonissen

Achter de bossen, voorbij het moeras is geen bewerking van de jeugdroman Meester van de zwarte molen – je bent naar de legende teruggekeerd waarop auteur Otfried Preussler zich had gebaseerd, en hebt van daaruit een eigen verhaal geschreven. Vanwaar die keuze?

Ik had Meester van de zwarte molen gelezen als kind – ik was twaalf, denk ik – en dat had op mij een diepe indruk gemaakt omdat ik het heel spannend vond en ik er iets heel duisters, negatiefs, unheimliches in vond. Van het verhaal op zich herinnerde ik mij niet zoveel. Toen er sprake van was om een voorstelling voor kinderen te maken, zocht ik een aanknopingspunt bij mijzelf: wat fascineerde mij toen ik een kind was? Toen ben ik dat boek gaan teruglezen, en die lezing bevestigde een aantal zaken. Meester van de zwarte molen gaat over iets zeer negatiefs, over de dood eigenlijk, maar op een bepaald moment wordt het een avonturenboek, een jongensboek, een boek over sprookjes en tovenaars. Het eerste derde vind ik interessant, daarna wordt het voor mij een beetje flauw omdat ik het verhaal niet geloof. Louter daarom vond ik het al niet interessant om dat boek te volgen. Ik ben me daar toen wel in gaan verdiepen en heb ontdekt dat het boek het resultaat van een traditie is, over de confrontatie tussen een jong figuur, Krabat genaamd, met het duistere, een meester, een tovenaar die in een zwarte molen mensen gevangen houdt. Het interessante is dat zij daaraan niet zomaar moeten ontsnappen, ze moeten ontsnappen met de kennis die ze opdoen van de zwarte kunst, ze moeten het kwaad onder de knie krijgen. Het heeft dus, om het in klassieke termen te zeggen, met Bildung te maken, met opgroeien, en met een these-antithese: je moet door het negatieve heen om het positieve terug te zien. Er zijn verschillende manieren om met het negatieve, bijvoorbeeld een trauma, om te springen, maar de meest heilzame lijkt mij dat te integreren in je leven, je denken, je emotionaliteit, en dan een stap verder te zetten. Plots had ik zo een heel gamma aan zaken gevonden die inspirerend waren, en die ik de moeite waard vond te vertellen, en dat was voor mij de reden om er een nieuw verhaal van te maken.

Meer nog dan in het boek speelt een liefde die – mogelijk – in staat is alles te overwinnen, een centrale rol in de voorstelling.

Ja, dat heeft te maken met het feit dat heel het tovenarijgedoe eigenlijk is verdwenen uit de voorstelling. Om het heel plat te zeggen komt daar een nieuwe magie voor in de plaats, en dat is de magie van de liefde – die bij Preussler wel aanwezig is, maar op een niet-magische manier. Het meisje introduceert de metafoor van het gebroken hart: haar hart is van glas, zegt ze, en als ze pijn heeft, dan breekt het en sterft ze daaraan. Dat dat effectief zou kunnen, is een mogelijke essentie van magie, dat het figuurlijke letterlijk wordt. Door de liefde krijgt de jongen ook een opdracht. Hij put uit het feit dat een meisje hem graag ziet, de kracht om voor de liefde te strijden. Van een onzekere, wat zwakkere figuur wordt hij iemand die krachtig is, en dat vind ik oneindig veel interessanter dan in een dier veranderen en gaan vliegen, zoals in het boek gebeurt.

Het is – tussen een jongen en zijn stiefzus – ook een verboden liefde?

Ja en nee. Als kind vond ik eigenlijk elke liefde verboden, althans, ik herinner mij dat zo. Het seksuele had voor mij als kind altijd met een verbod te maken, ik vond het ongeoorloofd om te denken dat iemand je graag kon zien, en dat je die dan kon aanraken of kussen. Seksualiteit en liefde hebben altijd met het overschrijden van een grens te maken – en het incestueuze is daar het helderste en duidelijkste symbool voor. Maar eigenlijk blijft het in de voorstelling relatief onschuldig – ze zijn geen bloedverwanten van elkaar. Het is de vader die een verbod stelt: “Gij zijt niet goed genoeg voor mijn dochter.” En dan zit je weer bij het klassieke gegeven van bijvoorbeeld Romeo en Julia.

Wie zijn “de onzichtbaren”?

Dat is een gegeven dat uit de legende stamt. Krabat is geen alleenstaand geval, er zijn nog elf andere leerlingen in de molen. Het gaat dus niet over een individu, maar over een lot, over een loteling-achtige situatie, wat maakt dat het ieder van ons kan overkomen en dat er altijd slachtoffers gaan zijn die we niet kennen of wier verhaal niet verteld wordt. Ik beeldde mij Krabat in als een figuur die met een geheim leeft dat hij alleen moet dragen. En zo kwam het beeld boven dat iedereen wel kent uit zijn klas: de eenzame figuur die niemand opvalt. Wie zijn dat? Je kent elkaar zogezegd en je bent vrienden, maar wat ligt daaronder? Toen we de voorstelling aan het maken waren, kwam het verhaal van Kim De Gelder te voorschijn, de eenzame van dat moment bij uitstek. Niemand had het van hem verwacht wat hij gedaan had. Dat is bijna een cliché in taalgebruik geworden: “Hij was zo braaf, zo sympathiek … maar hij was stil, dat wel.” Daar wou ik iets mee doen. Maar ik wou het niet toespitsen op één figuur, ik wou er tien figuren van maken die allerlei kenmerken hebben, een soort Elckerlyc ook. Dat is in de voorstelling een strategie geworden om aan te geven dat het niet noodzakelijk over één iemand gaat. We beginnen met tien figuren waar ieder iets in herkent, en dan zoomen we in op één daarvan.

De basis van de voorstelling is je eigen tekst, maar wat je er als regisseur mee gedaan hebt, is er een voorstelling van maken die je op verschillende zintuigen aanspreekt.

Ik vind het moeilijk om daar als regisseur zelf uitspraken over te doen, maar dat is alleszins de bedoeling. Het is mooi om verschillende manieren van gevoeligheid met elkaar te combineren. Klank kan bijvoorbeeld een associatie over iets geheel anders oproepen. Die verwevenheid is vaak een rijkdom op zich. Ook al is het tekstuele aandeel in de voorstelling groot, het is een muziektheatervoorstelling. Als pianist en componist heb ik daarvoor Sam Wauters gevraagd, die een gevoeligheid en een kracht heeft, maar ook een soort melancholie – en ik hoop dat die drie dingen ook in de tekst zitten. Daarnaast is er het geluidsdecor van Wannes Deneer dat er ook toe bijdraagt in een gemoedstoestand te geraken. Wannes laat alledaagse voorwerpen tot klank komen: oude pick-ups bijvoorbeeld die klank produceren zonder dat er een plaat op gedraaid wordt. Die componenten zijn nodig omdat het om een voorstelling gaat. Een voorstelling moet je in een wereld doen terechtkomen, en dat gebeurt niet enkel aan de hand van wat je ziet, maar ook van wat je hoort. Ook het lichtontwerp dat Mark Van Denesse heeft gemaakt, speelt een grote rol. Net als het geluid, is het licht iets wat de kijker meepakt in iets. Soms denk je te weten wat je ziet, maar vaak is dat niet het geval – en begin je, op basis van het licht, te fantaseren. Met licht heb je alles, vind ik. Een decor is in het theater enkel nog een surplus.

Wat maakt deze voorstelling geschikt voor twaalfjarigen?

Het is een voorstelling voor twaalfjarigen omdat ze twaalfjarigen als vijftienjarigen én als twaalfjarigen beschouwt. Ik vind het belangrijk om twaalfjarigen au sérieux te nemen. Alle dingen waarmee je als volwassene bezig bent – je ambities, je gevoeligheden, je pijnen … - kent een twaalfjarige ook, en moeten ter sprake gebracht kunnen worden. Het verschil met een volwassene is enkel dat een twaalfjarige die op dat moment nog niet alle kan articuleren. Wat ik Floris Schillebeeckx gevraagd heb om op scène te doen, is een medestander te zijn van het publiek, openlijk te communiceren: “Ik ga jullie verhaal vertellen, maar jullie moeten mij daar wel de kans toe geven.” En ik denk dat dat geapprecieerd wordt. Ik ben mij er totaal van bewust dat kinderen niet alle lagen in de voorstelling gaan meekrijgen – maar volwassenen evenmin. Voor mij hebben theater en kunst tout court ook met tijd te maken, met ondergedompeld te worden in een wereld en dingen te laten bezinken – zoals ikzelf naar het boek van Preussler ben teruggekeerd vele jaren nadat ik het gelezen had.

Antwerpen, 19 januari 2010

Volgende voorstellingen in theater Zuidpool!

De eerst nieuwe voorstellingen spelen op zaterdag 13 en zondag 14 februari in Theater Zuidpool in Antwerpen.
Meer info op de site van theater Zuidpool of van Villanella!

vrijdag 13 maart 2009

Voorstellingsfoto's (Jef Jacobs)




Dramaturgische notities bij de voorstelling (Peter Anthonissen)

Zijn eerste inspiratie voor Achter de bossen, voorbij het moeras (‘Krabat’) vond schrijver en regisseur Jan Van Dyck in de gekende jeugdroman Meester van de zwarte molen van de Duitse auteur Otfried Preussler – een boek dat hij zelf verslond toen hij een jaar of twaalf was. Achter de bossen, voorbij het moeras (‘Krabat’) is echter geen bewerking van deze roman. De voorstelling is een oorspronkelijke creatie gebaseerd op dezelfde legende waarmee Preussler aan de slag ging.

Die manier van werken is in het theater niet ongebruikelijk. In zeker opzicht is de theatergeschiedenis een zich telkens opnieuw toe-eigenen van een steeds omvangrijker wordend reservoir aan thema’s en motieven. De oude Griekse tragici herwerkten hun eigen mythes en legenden; vijfentwintig eeuwen later voerde de Duitse toneelauteur Heiner Müller in zijn fragmentarische postmoderne stukken nog steeds diezelfde figuren uit diezelfde verhalen op als deel van ons collectieve bewustzijn.

De term “repertoire” wordt meestal gebruikt voor een verzameling klassieke toneelteksten die steeds opnieuw worden geënsceneerd. Het is echter ook mogelijk om in bovenstaande zin het begrip repertoire in te vullen. Voor een schrijver en regisseur als Jan Van Dyck bestaat de uitdaging er dan in om deze thema’s en motieven op een dusdanige manier in te zetten dat ze herkenbaar zijn voor het hier en nu, maar deze tezelfdertijd ook overstijgen, oerbeelden oproepen en een tijdloze betekenis verwerven. Een concreet voorbeeld hiervan: tijdens het werk aan Achter de bossen, voorbij het moeras (‘Krabat’) spraken we zowel over de jongen uit Oostende die vijf jaar geleden door zijn stiefvader werd gefolterd en uitgehongerd als over wereldwijd gekende sprookjes als Sneeuwwitje en Doornroosje, waarin een prins het meisje “wakker” kust en die alzo het toonbeeld van een alles overwinnende liefde geworden zijn.

De liefde als sleutel om te worden bevrijd uit een uitzichtloze situatie is een van de elementen die de Krabatlegende en Achter de bossen, voorbij het moeras (‘Krabat’) met elkaar gemeen hebben. De lokroep die uitgaat van het onbekende en mogelijk zelfs gevaarlijke – veruiterlijkt door de bossen, maar ook door het meisje - is een ander. Ook het gegeven dat de tijd sneller gaat dan het hoofdpersonage zich realiseert, komt in de beide terug.
Het grootste onderscheid ligt in de concrete omstandigheden van de plot, en de consequenties daarvan. De Krabatlegende installeert een fantasywereld, waarin de plot zich zeer lineair ontwikkelt. Het ligt voor de hand om de legende als een Bildungsverhaal te beschouwen. De zwarte molen waarin Krabat verzeild geraakt, is een plek waar kinderen volwassen worden. Krabat moet het Kwaad een plaats in zijn leven geven, pas dan kan hij verder.
De situatie waarin de jongen uit Achter de bossen, voorbij het moeras (‘Krabat’) terechtkomt, is zo mogelijk nog prangender. Zijn stiefvader slaat hem, met een coma tot gevolg. De wereld uit de voorstelling is er een die zich geheel en al in zijn hoofd afspeelt. De coma kan echter evenzeer als de molen in de legende worden geïnterpreteerd als een “plek” waar de jongen tot volwassenheid kan komen. Vóór zijn coma is de jongen ervan overtuigd dat hij een dieper inzicht in het leven heeft dan de meeste mensen in zijn omgeving. Bescheidenheid is niet bepaald zijn grootste kwaliteit. Hoe paradoxaal ook, pas zijn coma biedt hem wérkelijk de mogelijkheid om “de kunst van het zien”, zoals schrijver en regisseur Jan Van Dyck het noemt, op te doen. Als hij uit zijn coma komt, zal hij een rijper iemand zijn. Zal hij daar echter ook in slagen? Er is geen garantie op succes.

dinsdag 10 maart 2009

Boyfriend in a coma

Achter de bossen, voorbij het moeras (‘Krabat’), de eerste productie van Les Rêveurs Sont Maltraités, gaat over een coma. Een jongen van twaalf komt in een coma terecht. Gedurende drie jaar blijft hij zich, als tussen slapen en waken, bewust van zijn toestand. Terwijl het uiterlijk lijkt alsof hij zich niet kan bewegen en alsof hij er helemaal niet is, blijft het in zijn hoofd malen en draaien, als bij een molen die op hol is geslagen. Nu heet hij Krabat, zegt hij, en woont hij in de Zwarte Molen, achter de bossen, voorbij het moeras. Daar is de Meester de baas, die houdt hem gevangen.

In feite is deze jongen, die stil was op school en niemand opviel, een dichter. Met woorden tracht hij zich staande te houden. Hij heeft voor zichzelf een wereld gecreëerd, gebaseerd op boeken en op zijn levendige fantasie om zo het gevecht met zijn comateuze toestand aan te gaan. In die wereld helpt een vriend hem die hij Tonda noemt. Hij helpt hem om terug uit zijn nachtmerrie te ontwaken. Want één ding is zeker: “Ik was twaalf die nacht. Nu ben ik vijftien. Drie jaar ouder op een paar seconden tijd. Ik ben ver weg geweest en ik weet niet hoe lang het juist geduurd heeft. Maar nu moet ik terug.”

Achter de bossen, voorbij het moeras (‘Krabat’) is het verhaal van een Odysee, een terugtocht, terug naar de wereld voorbij het moeras en terug doorheen de bossen. Wat de jongen op die terugtocht leidt, is zijn liefde voor zijn stiefzusje Maja. Een grimmig liefdesverhaal dat leest als een spannend jongensboek, waarbij langzaamaan alle puzzelstukken in elkaar vallen.